Gezondheid als individuele Vlaamse plicht
We moeten als Vlamingen streven naar succes, inclusief een goede gezondheid. Dat houdt het regeerakkoord Jambon I ons voor. We moeten daarbij vooral zelfredzaam zijn. We krijgen een individueel rugzakje en alle vrijheid, maar ook de verantwoordelijkheid. De vraag hoe je als samenleving tegemoet komt aan de zorgnoden, of een omgeving creëert die mee zorgt draagt voor meer gezondheidswinst, lijkt van ondergeschikt belang. Gezondheid en welzijn dreigen steeds minder een collectief recht en steeds meer een individuele Vlaamse plicht te worden.
Toegegeven, een solidair en warm regeerakkoord hadden we niet verwacht van deze regeringspartijen. Maar we hadden wel gehoopt op de duidelijke boodschap dat wachtlijsten voor zorg – of het nu voor personen met een handicap, personen met psychische problemen, jongeren of ouderen is – Vlaanderen onwaardig zijn, en dat daar dus fors en solidair moet in worden geïnvesteerd. Dat het regeerakkoord het Vlaamse DNA van solidariteit en democratie van onderuit zou hebben verankerd. Dat de regering de ambitie toonde een zorgzame samenleving te creëren.
Niets is minder waar. In de inleiding van het hoofdstuk ‘Welzijn, Volksgezondheid en Gezin’ klinkt het wel nog stoer: ‘we willen aansluiten bij de Scandinavische toplanden in Europa, zowel op het vlak van economie en welvaart als op het vlak van sociale bescherming en welzijn. (…) De Vlaamse Regering wil elke Vlaming – ongeacht zijn afkomst, overtuiging, leeftijd, handicap of geaardheid – de kans geven zich te ontplooien als individu en als burger in de maatschappij. Vlaanderen zal een warme thuis zijn en zorg dragen voor iedereen die hier geboren wordt, opgroeit, woont, werkt en leeft. Onze gemeenschap laat niemand in de steek.
De Vlaamse Regering zal stevige budgetten vrijmaken voor een warm en sociaal Vlaanderen via extra investeringen en hervormingen.’ Helaas. Nadere lectuur van het akkoord maakt duidelijk dat achter deze woorden
geen daadkracht, laat staan centen, gaan. De Vlaamse regeringsambitie lijkt eerder uit te gaan van het nefaste idee van wijlen Margaret Thatcher om de samenleving zo ver mogelijk terug te dringen, zodat het individu zoveel mogelijk op de voorrang kan treden. Woorden als verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid, keuzevrijheid, voor wat hoort wat, succes en excellentie worden te pas en te onpas en in quasi alle domeinen naar voor geschoven.
De samenhang met het welzijns- en gezondheidsbeleid is evenwel bijzonder schizofreen. De maatschappelijke consensus groeit dat een eenzijdige nadruk op prestatie, individualisering, zelfredzaamheid en succes één van de oorzaken is van de toenemende psychische problemen.
Maar wat doet deze Vlaamse regering? Ze stelt de diagnose, ze ambieert onder meer de internationale tendens ‘Zero Suicide’, maar de voorgestelde behandeling is tegendraads. Er komt ‘een methodiek voor de introductie van stressbeheersing vanaf de kleuterklas’ zodat we al van kleins af aan leren omgaan met stress. De regering erkent dat het aanbod rond geestelijke gezondheidszorg moet worden uitgebreid en de wachtlijsten verminderd, maar stelt er geen voldoende middelen tegenover. Vlaanderen wil enerzijds zijn bevoegdheden maximaal invullen, maar legt anderzijds voor de verdere uitbouw van de terugbetaling van eerstelijnspsychologische zorg de bal in het kamp van de federale regering.
Het is maar één van de domeinen waar narcisme en schizofrenie heersten. Net zo in het domein armoede. We citeren letterlijk: ‘Om armoede te bestrijden en voorkomen, is het belangrijk dat we inzetten op het zelfredzaam maken van mensen. (…) Naast activering als rode draad in ons armoedebeleid. (…) Mensen moeten maar wat meer ‘zelfredzaam’ worden, en dan verdwijnt armoede wel vanzelf? Nog zoiets: de Vlaamse regering wil gezond leven goedkoper maken, een nobele doelstelling. Maar een gezonde leefomgeving is een onlosmakelijk deel van deze oplossing. Op het vlak van doortastende maatregelen inzake ruimte, mobiliteit, wonen en klimaat baart dit regeerakkoord evenwel een muis.
SCANDINAVIË ALS REFERENTIE?
Het klinkt veelbelovend (of eerder veel belovend) dat Vlaanderen de Scandinavische toplanden als referentie neemt. Maar wachtlijsten vind je in die landen niet of nauwelijks. In Vlaanderen tieren ze welig. Een acute psychische problematiek? Dat moet je in Vlaanderen enkele maanden wachten. Een grote financiële inhaalbeweging in deze sector komt er niet. Nood aan gezinszorg? Je wordt misschien wel direct geholpen, maar krijgt minder uren zorg dan je nodig hebt. Contradictorisch genoeg legt deze regering – wars van alle cijfers over toenemende vergrijzing, chronische ziekten en verkorte ziekenhuisopname – een lager groeipad aan de thuiszorg op. Helemaal tergend is het voor personen met een handicap. In deze sector werd de persoonsvolgende financiering ingevoerd, maar dit leidt – gecombineerd met budgettaire krapte – tot wachtlijsten en gekende schrijnende situaties. Het is niet uitzonderlijk dat een persoon met een handicap te horen krijgt dat hij of zij recht heeft op een budget van X euro maar dat hij helaas nog een aantal jaar moeten wachten alvorens hij het effectief krijgt. De cijfers zijn genoegzaam gekend.
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) rekende uit dat er 1,6 miljard euro nodig is om de (huidige) wachtlijsten weg te werken. Voor het afbouwen van de wachtlijsten met de hoogste prioriteit, is 650 miljoen euro nodig. De ‘Zweedse coalitie’ trekt 270 miljoen euro uit.
En zelfs in deze sector neemt ze deels terug wat ze geeft. In de zorg voor personen met een handicap moet 41,6 miljoen euro worden bespaard op de beperking van de organisatiegebonden kosten en 2 miljoen op de organisatiegebonden kosten voor de cash-uitkeringen. Ook bij de mobiliteitshulpmiddelen – de rolstoelen en dergelijke meer – wil de regering 9 miljoen euro besparen. Dit los nog van algemene besparingen die ook deze sector hard zullen treffen.
PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING
Het uitgetekende beleid inzake welzijn en zorg ligt grotendeels in de lijn van de tijdens de vorige regeerperiode ingeslagen weg. In dat opzicht weinig nieuws onder de zon. Vlaanderen gaat voor een uniforme
inschaling van zorgbehoeften op basis van de Belrai, een verhaal waar we ondertussen al 15 jaar voornamelijk theoretisch zoet mee zijn. Vlaanderen gaat voor een verdere uitrol van de persoonsvolgende financiering (PVF) ook in de ouderenzorg, de gezinszorg, en zelfs bij mobiliteitshulpmiddelen. Het regeerakkoord lezend, lijkt het erop dat dit eerder kritiekloos gebeurt, ondanks de ondertussen in de gehandicapten sector gekende kinderziektes en soms perverse implicaties.
De idee van PVF is dat de zorgbehoevende Vlaming een individueel budget – een rugzakje– krijgt waarmee ze dan zelf zorg kunnen ‘shoppen’. Dit heeft uiteraard een aantal positieve elementen, zoals meer vrijheid en meer zelfregie, meer zuurstof voor innovatieve initiatieven en een doorgedreven ontschotting tussen voorbeeld thuiszorg en residentiële zorg.
Maar het legt ook weer de nadruk op het individu, en miskent het belang van de collectiviteit. Werken met PVF, zo leert de ervaring, zorgt voor vele vragen: wie garandeert een voldoende aanbod, ook voor de moeilijkste te behandelen patiënten? Wie garandeert dat het individueel rugzakje volstaat voor een ‘zorg op maat’, en een perfecte weerspiegeling is van de individuele behoeften? Wat als Jan in theorie dezelfde behoeften heeft als Ann en dus hetzelfde rugzakje krijgt, maar dan eensklaps geconfronteerd wordt met een verlieservaring terwijl Ann een positieve periode beleeft? Of wat als de persoonlijke assistent die je hebt aangeworven ziek valt? Je moet als ‘werkgever’ dan zelf op zoek naar een oplossing. Vanwaar komt het idee dat dat alle Vlamingen goesting hebben om zelf te zoeken naar de juiste zorg en de juiste besteding van hun middelen via PVF? Het is de zoveelste illustratie van een dogmatisch idee dat er van uitgaat dat de zorg zaak is van het individu en niet van de collectiviteit.
Netwerkvorming en -afstemming, zowel bij ziekenhuizen, eerstelijns- en geestelijke zorg, moeten zorgen voor een geïntegreerd aanbod. Een nobele doelstelling, en zeker nodig en gewild. De vraag stelt zich evenwel in hoeverre ook hier de vrijheidblijheid aanpak zal zegevieren, hoe het zit met de samenwerking met de federale overheid, en of de overheid sturend zal durven optreden waar de netwerken de zorgbehoeften van de bevolking niet volgen. Het regeerakkoord blijft op deze essentiële punten zeer vaag.
In de ouderenzorg wordt ingezet op een lagere bewonersfactuur in woonzorgcentra – wat gezien de stijgende kosten geen overbodige luxe is. De gemiddelde factuur voor een rusthuisverblijf bedraagt zo’n 1.665 euro per maand en driekwart van de ouderen komt niet toe met zijn inkomen om de factuur te betalen, zo blijkt uit de rusthuisbarometer van het Socialistisch Ziekenfonds*. Belangrijk is evenwel dat parallel ingezet moet worden op een strikte prijscontrole, niet enkel bij verhogingen maar ook bij initiële prijszetting. De aangekondigde investeringen in het rusthuispersoneel om de stijgende zorgzwaarte te kunnen opvangen, zijn
eveneens welkom. Alleen, de Vlaamse regering wil 140 miljoen euro in de ouderenzorg investeren, terwijl minimaal 280 miljoen euro nodig is.
De drie bestaande zorgbudgetten (voor personen met een handicap, voor ouderen en voor zwaar zorgbehoevenden) zullen worden gestroomlijnd tot één budget, waarbij meer rekening zal worden gehouden met vermogen en inkomen. In budgettair krappe tijden is zo’n selectieve aanpak, waar de zorg in eerste instantie toegespitst wordt op zij die het moeilijkst hebben, te begrijpen. Maar op termijn riskeert het verzekeringsprincipe van de sociale bescherming op de helling gezet te worden, en sluipend het pad geëffend voor de private verzekeringsmarkt.
Opvallend ook, en met een zeer hoge precedentwaarde, wordt de toegang tot het zorgbudget beperkt voor ‘nieuwkomers’. Er wordt een verblijfsvoorwaarde opgelegd van 10 jaar wettig verblijf op het grondgebied, waarvan 5 jaar ononderbroken. Bovendien wordt dezelfde voorwaarde opgelegd voor wie aanspraak wil maken op de vermindering van de zorgpremie (26 i.p.v. 52 euro), en ook wie voorrang wil krijgen op de wachtlijsten van woonzorgcentra zal moeten kunnen aantonen dat hij al 5 jaar ononderbroken en wettig op het grondgebied woont.
LOKALE BESTUREN EN ONDERNEMERS
De regering-Jambon lust het middenveld niet, zoveel is duidelijk na lectuur van het regeerakkoord en de budgettaire tabellen. Het wordt doodgezwegen in het beste geval, tot geschoffeerd, gewantrouwd, financieel drooggelegd en afgeschaft in het slechtste geval. De algemene spelregel wordt dat subsidies worden teruggeschroefd met 6% en doorlichtingen allerhande moeten efficiëntie aantonen. De zorgkassen die onder de vorige legislatuur een cruciale rol gespeeld hebben in de uitvoering van de 6de staatshervorming en voor continuïteit hebben gezorgd, moeten 3,8 miljoen euro of 14% van hun werkingsmiddelen besparen. Want – is de algemene teneur – het geld blijft nu te veel plakken aan onnodige en verspillende tussenstructuren, in plaats van rechtstreeks naar de Vlamingen te gaan.
De Vlaamse regering lijkt te denken dat je de hele sector kan automatiseren, maar ze vergeet hoeveel menselijk maatwerk en kwaliteitschecks erbij komen kijken. In schril contrast met het wantrouwen tegenover het middenveld is het bijwijlen naïeve geloof in (sociaal) ondernemerschap waardoor wachtlijsten en andere financiële noden als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen.
Ook het grote appel dat gedaan wordt op de lokale besturen valt op. Zij moeten de regie houden, en op heel veel domeinen actief zijn of worden. Dat de lokale besturen op vlak van welzijn en zorg een belangrijke rol te spelen hebben, staat buiten kijf. Maar ze kunnen dit niet alleen.
En vooral, ze moeten inzetten op samenwerken, niet op het tegen elkaar
uitspelen van mensen en organisaties. De tekst laat geregeld anders vermoeden. Het Geïntegreerd Breed Onthaal, dat als doel heeft mensen gericht te helpen, wordt gerealiseerd in samenwerking met OCMW’s, CAW’s en DMW’s van ziekenfondsen. Het regeerakkoord laat evenwel uitschijnen dat OCMW’s het op hun eentje zullen kunnen doen, en zet ook de deur op een kort voor tenderings, waarbij de speler met het beste aanbod wint.
WAAR BLIJFT HET GELD?
Blijft uiteraard de cruciale vraag: waar blijft het geld? In Welzijn wordt de komende legislatuur 550 miljoen euro geïnvesteerd. Dat lijkt veel, maar is het niet. Het kostenplaatje van de noden is veel hoger, zowel
in de gehandicaptensector, de geestelijke gezondheidszorg, de integrale jeugdzorg of nog de ouderenzorg. Bovendien neemt de regering met een hand wat ze met de andere geeft, en legt ze zware besparingen in de sector op. Denk maar aan de gezinszorg (55 miljoen besparingen op kruissnelheid), de zorgkassen (3,8 miljoen), de kinderbijslagfondsen (6,25 miljoen), de mobiliteitshulpmiddelen (9 miljoen) en de kinderbijslag (107,7 miljoen). Tevens wordt bespaard in de administratie en het personeel, en in het bijzonder ook VAPH (41,6 miljoen). Ten slotte wordt zwaar het mes gezet in subsidies (2 posten in de begrotingstabellen, 179 miljoen en
24,7 miljoen) en is er sprake van een niet-indexering van de werkingsmiddelen (256,4 miljoen).
De Vlaamse minister van Welzijn, Wouter Beke (CD&V), heeft veel zwakke flanken en nauwelijks een verdediging. Hij zal blijvend geconfronteerd worden met stijgende wachtlijsten, met schrijnende individuele verhalen, met communautaire spanningen en een chronisch gebrek aan
middelen. Dit gecombineerd met een middenveld dat aangevallen wordt en ook wonden moet likken, belooft weinig goeds. We blijven hopen dat Beke het DNA van zijn partij genegen blijft. Dat hij het geloof in het collectieve, in solidaire zorg, in overleg met het middenveld kracht bijzet, en dit tegen de toenemende ‘trek je plan’ mentaliteit in. Het regeerakkoord biedt hem hierbij evenwel bitter weinig steun.