Meer oversterfte door corona bij kwetsbare groepen
Kwetsbare groepen zoals ouderen, diabetespatiënten en personen met een verhoogde tegemoetkoming werden harder getroffen door de coronacrisis. Dat blijkt uit een analyse van de Socialistische Mutualiteiten naar de oversterfte tijdens de lockdown. De gegevens bevestigen dat de oversterfte vooral toesloeg bij ouderen in de woonzorgcentra en veel minder bij oudere mensen die thuis verblijven. Ook de provinciale verschillen springen in het oog.
De uitbraak van het coronavirus heeft in België tot nu toe een zware tol geëist: tijdens de periode begin maart tot begin juni 2020 stierven 9000 personen méér dan gemiddeld (+40 %). Er zijn al een aantal cijfers gepubliceerd rond oversterfte door COVID-19 in België, maar veel verder dan een opdeling naar leeftijd, geslacht en regio gaan die niet.
De Socialistische Mutualiteiten analyseerden daarom een aantal indicatoren waar er tot nu toe weinig over geweten is: proxy’s voor socio-economische status en morbiditeit, statuut chronische aandoening, nationaliteit en urbanisatiegraad. Ook werd ingezoomd op het verschil in oversterfte tussen bewoners in een woonzorgcentrum en mensen die thuis wonen, en werd gekeken naar de impact van het juridisch statuut en de grootte van het woonzorgcentrum. Er werd hierbij gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht. De cijfers spreken zich uit over oversterfte. Ze zeggen niets over de levenskwaliteit.
De analyse bevestigt de oversterfte tijdens de lockdown. Tussen 16 maart en 10 mei 2020 stierven 7296 leden van de Socialistische Mutualiteiten. Dat is 56 procent meer dan het gemiddeld aantal overlijdens in dezelfde periode tijdens de jaren 2015-19. 8 op de 10 mensen die overleden waren 75 jaar of ouder.
Aantal overlijdens in rusthuizen verdubbeld
De oversterfte was vooral groot bij rusthuisbewoners (95 %). Bij mensen die thuis wonen was de impact veel minder (28 %). “Bijna 2/3 van de oversterfte is te wijten aan overlijdens van rusthuisbewoners. Het aantal overlijdens lag daar bijna dubbel zo hoog als normaal. Dit terwijl ouderen in de thuissituatie veel minder getroffen werden,” stelt Paul Callewaert, algemeen secretaris van de Socialistische Mutualiteiten.
3x meer oversterfte bij mensen met verhoogde tegemoetkoming die thuis wonen
Opvallend is dat corona veel zwaarder toesloeg bij personen met recht op de verhoogde tegemoetkoming. Hun relatieve oversterfte bedraagt 70 procent ten opzichte van 45 procent bij personen zonder verhoogde tegemoetkoming.
Dit komt vooral tot uiting bij leden die niet in een woonzorgcentrum verbleven: hier ligt de oversterfte bij personen met recht op de verhoogde tegemoetkoming 3 keer zo hoog als bij gewone gerechtigden. Een mogelijke verklaring hiervoor is de gemiddeld slechtere gezondheid waarin personen met verhoogde tegemoetkoming verkeren. Ook diabetespatiënten blijken iets meer kwetsbaar.
Brussel en Limburg zwaarst getroffen
Corona liet vooral sporen na in het Brussels gewest (oversterfte van 122 %), gevolgd door Wallonië (59 %) en Vlaanderen (45 %). Kijken we op provinciaal niveau dan merken we de minste oversterfte in West- en Oost-Vlaanderen (34 %) en Antwerpen (37 %), en de meeste oversterfte in Limburg (76 %), Namen en Luik (beide 66 %).
“We moeten rekening houden met deze provinciale verschillen bij de aanpak van de crisis. Er moet eenheid van commando zijn op nationaal niveau, maar differentiatie in de aanpak afhankelijk van de situatie op het terrein”, stelt Callewaert.
Bij mensen die thuis wonen zien we een verband met de bevolkingsdichtheid. De oversterfte is het hoogst in de meest dichtbevolkte gebieden (33 %), iets minder hoog in de kleinere steden en randstedelijke gemeenten (28 %) en het laagst in de dunbevolkte gemeenten (22 %).
De studie bevestigt dat er meer oversterfte is bij leden met een niet-westerse nationaliteit. Vooral de Turkse en Marokkaanse gemeenschap werden hard getroffen.
Verschillen in woonzorgcentra
In de nasleep van de coronacrisis klinkt de vraag naar een kleinschalige aanpak van woonzorgcentra steeds luider. Ook de Socialistische Mutualiteiten zijn hier voorstander van. De cijfers geven geen lineair verband tussen oversterfte en de grootte van het woonzorgcentrum. In Wallonië geldt wel dat hoe kleiner het woonzorgcentrum hoe lager de oversterfte. In Vlaanderen is dat eerder het tegendeel. Callewaert: “Dit verdient verdere analyse. Sommige grootschalige centra zijn in kleinschalige leefgroepen georganiseerd. En misschien speelt professionalisering in hun kaart.”
Opvallend nog is dat commerciële woonzorgcentra minder oversterfte hebben gekend dat openbare rusthuizen en vzw’s. Belangrijk is wel om mee te geven dat de cijfers enkel iets zeggen over de oversterfte, maar niets over de zorg- en levenskwaliteit. Het kan zijn dat sommige woonzorgcentra hun bewoners snel in kamerisolatie hebben gezet, met positieve gevolgen op oversterfte, maar minder op levenskwaliteit. Ook dat verdient verdere analyse.