75-plussers nemen in laatste levensfase veel en vaak ongepaste geneesmiddelen

Aan het einde van ons leven nemen we veel medicatie, en soms medicatie die niet meer zinvol is. Dat blijkt uit onderzoek van de Socialistische Mutualiteiten. Gemiddeld neemt een 75-plusser tijdens de laatste levensmaand 15 verschillende geneesmiddelen. Bij palliatieve patiënten krijgt 1 op 3 ongepaste medicijnen, zoals cholesterolverlagers die enkel zinvol zijn op de lange duur. Het ziekenfonds vraagt dat er meer evidence-based wordt voorgeschreven.

Te veel medicatie tijdens laatste levensmaanden

De Socialistische Mutualiteiten analyseerden het geneesmiddelengebruik van hun leden van 75 jaar en ouder. Ze stelden vast dat er op oudere leeftijd opvallend veel medicatie wordt genomen en dat het medicatiegebruik nog toeneemt.

Een kwart van alle geneesmiddelen wordt afgeleverd aan 75-plussers, die slechts 8 % van de ledenpopulatie van het ziekenfonds uitmaken. Tussen 2011 en 2019 steeg het medicatiegebruik bij deze groep met 4 %. Het medicatiegebruik piekt bij de 80- tot 84-jarigen.

Tijdens het laatste levensjaar van een 75-plusser verdubbelt het aantal medicijnen. Bedraagt het in de 12de maand voor het overlijden nog 7 verschillende medicijnen, dan is dat in de laatste maand 15 verschillende geneesmiddelen. Volgens het ziekenfonds is dit nog een onderschatting, want gegevens van de meeste niet-vergoede geneesmiddelen zoals kalmeer- en slaapmiddelen en bepaalde pijnstillers ontbreken.

1 op 3 palliatieve patiënten krijgt medicatie zonder meerwaarde

Het ziekenfonds onderzocht ook het gebruik van ‘potentieel ongepaste medicatie’ bij palliatieve 75-plussers. Een geneesmiddel wordt in de wetenschappelijke literatuur als ongepast beschouwd als de risico’s van gebruik groter zijn dan de te verwachten klinische voordelen.

Een bekend voorbeeld zijn cholesterolverlagers voor patiënten met een lage levensverwachting. Cholesterolverlagers zoals statines helpen om hart- en vaatziekten te voorkomen. Ze werken preventief op de lange termijn. Voor patiënten met een zeer lage levensverwachting weegt het voordeel niet meer op tegen eventuele bijwerkingen of risico’s.

De helft van de 75-plussers krijgt in de laatste 3 levensmaanden minstens 1 potentieel ongepast geneesmiddel voorgeschreven. Ook onder palliatieve patiënten, van wie de levensverwachting beter ingeschat kan worden, krijgt 1 op 3 potentieel ongepaste medicatie.

Het betreft niet alleen een verlenging van bestaande voorschriften. Men start ook met ongepast geneesmiddelengebruik in deze periode. “Ongepaste geneesmiddelen hebben geen meerwaarde voor de patiënt”, zegt dr. Bart Demyttenaere, directeur Medisch Beleid van de Socialistische Mutualiteiten. “De eventuele voordelen wegen niet meer op tegen de kans op bijwerkingen. Met ongepaste medicatie neemt het risico voor de patiënt toe én wordt de kost voor onze sociale zekerheid nodeloos opgedreven. In de laatste levensfase zou de nadruk vooral op het comfort en de levenskwaliteit moeten liggen, bijvoorbeeld pijnstilling.”

“We stellen gelukkig wél vast dat 84 % van de patiënten en 91 % van de palliatieve patiënten tijdens de laatste 3 levensmaanden ook gepaste medicatie voorgeschreven krijgen”, voegt dr. Demyttenaere eraan toe.

Woonzorgcentra doen het beter

Uit het onderzoek blijkt verder dat woonzorgcentra het beter doen op het vlak van ongepast geneesmiddelengebruik. Dat kan deels verklaard worden door de specifieke aandacht die woonzorgcentra hebben voor polymedicatie (meerdere medicaties gedurende een langere tijd) en hyperpolymedicatie (10 of meer verschillende geneesmiddelen).

Polymedicatie verhoogt de kans op bijwerkingen, ongewenste wisselwerkingen tussen geneesmiddelen, en zelfs medicatie-gerelateerde letsels of aandoeningen. Door een verminderde werking van lever en nieren op oudere leeftijd neemt de kans op overdosering bovendien toe.

Aanbevelingen

Het socialistisch ziekenfonds vraagt zinvol en evidence-based voorschrijfgedrag. Daarvoor wil de mutualiteit artsen en patiënten sensibiliseren, “maar ook responsabilisering moet mogelijk zijn”.

Maar het ziekenfonds vindt ook dat er meer geluisterd moet worden naar wat patiënten willen en wat ze willen bereiken met hun zorg. Het ziekenfonds roept daarom onder andere op om tijdig te starten met vroegtijdige zorgplanning. Dat is nadenken en beslissen over je toekomstige zorg en behandeling, vóór het nodig is. “Medicatiegebruik moet hier een essentieel en expliciet onderdeel van zijn”, benadrukt dr. Demyttenaere. “Ook in de laatste levensfase, of als de patiënt zelf niet meer kan beslissen, moeten we erover waken dat hij of zij geen overbodige of nodeloos risicovolle geneesmiddelen krijgt.” Aan de artsen zegt het ziekenfonds: ga het gesprek tijdig aan met je patiënt en hou rekening met de wensen en de levenskwaliteit van de patiënt.

Andere initiatieven moeten nog versterkt worden. Zo is er het medico-farmaceutisch overleg tussen arts en apotheker, dat goed werkt maar nog te weinig benut wordt. Ook de rol van de apotheker moet versterkt worden. Patiënten kunnen hun apotheker al aanduiden als huisapotheker en de apotheker kan hen helpen met hun medicatieschema. Het Verzekeringscomité van het RIZIV voorzag nu ook voor begeleidingsgesprekken met ambulante patiënten die veel medicatie nemen.

Download het persbericht (.pdf)

Lees het volledige onderzoeksrapport (.pdf)

Perscontact

Katrien De Weirdt | Woordvoerder Socialistische Mutualiteiten
0470 27 58 79