Softe echelonnering

De softe echelonnering – het verminderd remgeld bij een specialist als de patiënt een verwijsbrief van zijn huisarts voorlegt – wordt in nog geen 1 procent toegepast van de keren dat dat mogelijk zou zijn. Van het oorspronkelijk daarvoor bestemde budget wordt 1,4 procent opgebruikt. Heeft de softe echelonnering nog een toekomst?

IMA evalueert echelonnering

Vooraleer een specialist te raadplegen, gaat de patiënt best eerst naar de huisarts die hem of haar verder doorverwijst. Om dit referentiesysteem te stimuleren, werd in 2007 het echelonneringsmechanisme ingevoerd. In het kader van de Medicomut-commissie heeft het RIZIV aan het Intermutualistisch Agentschap (IMA) gevraagd om hierover een evaluatierapport te maken.

Het IMA maakte een schatting van het aantal keren dat de softe echelonnering had kunnen toegepast worden, door na te gaan hoeveel consultaties een patiënt had bij een specialist binnen een bepaalde tijdspanne nadat hij zijn huisarts had geraadpleegd. Dat vergeleek het IMA dan met het aantal
keren dat effectief een verminderd remgeld werd betaald nadat de patiënt een verwijsbrief van de huisarts voorlegde. Met ‘verwijsbrief’ bedoelen we hier overigens een speciaal formulier van het RIZIV en niet de gewone verwijsbrief met bijvoorbeeld (elementen uit) het SumEHR door de huisarts. Het IMA deed dat voor 2019, 2020 en het 1ste semester van 2021.

Een patiënt kan per jaar en per specialisme 1 keer 5 euro remgeld minder betalen als hij gebruikmaakt van een verwijsbrief. Voor een patiënt met een verhoogde tegemoetkoming – die sowieso al minder remgeld betaalt – is dat 2 euro minder.

Patiënten zonder GMD werden buiten beschouwing gelaten, en dit gebeurde ook voor verdere raadplegingen binnen een specialisme als patiënten in hetzelfde jaar al eens van dit verminderd
remgeld hadden gebruikgemaakt. Ook patiënten ingeschreven bij een wijkgezondheidscentrum
werden niet meegerekend.

Systeem wordt in amper 0,5 % gevallen gebruikt

Niet meer dat in 0,5 procent van de keren dat de patiënt met verwijsbrief verminderd remgeld had kunnen betalen, werd van deze echelonnering effectief gebruikgemaakt.

Het IMA kan niet nagaan of er een verband bestaat tussen het bezoek aan de huisarts en dat aan de specialist. Het overschat dus mogelijk de keren dat van de softe echelonnering kon gebruikt gemaakt worden.

In 2019 moesten patiënten door het gebruik van de softe echelonnering in totaal 156 000 euro minder remgeld betalen. In 2007, toen de softe echelonnering in gebruik kwam, werd daarvoor 8,1 miljoen euro uitgetrokken. Rekening houdend met de gezondheidsindex komt in 2019 hiermee een bedrag van 11 miljoen euro overeen. Daarvan werd maar 1,4 procent gebruikt.

Het ligt er niet aan dat huisartsen de softe echelonnering niet zouden kennen. 40 procent van de actieve huisartsen maakte in 2019 minstens 1 keer gebruik van de mogelijkheid door de verwijsbrief mee te geven.

Oudere patiënten maken meer gebruik van het systeem dan jongere patiënten. Ook wanneer men in rekening brengt dat jongere patiënten minder vaak een specialist raadplegen: 0,21 procent van de consultaties die mogelijk hiervoor in aanmerking kwamen bij jongeren tot 18 jaar oud versus 0,91 procent van dezelfde consultaties bij 65-plussers. Ook maken oudere huisartsen er meer gebruik van dan jongere huisartsen.

Sinds 1 januari 2021 kan de softe echelonnering ook worden toegepast met de derdebetalersregeling en samen gebruikt worden met eFact of e-attest. Het KB daarover verscheen wel pas begin mei van dit jaar in het Staatsblad (KB van 24 maart 2022). Datzelfde KB paste ook de nomenclatuurnummers aan voor de raadplegingen bij specialisten waarvoor het verminderde remgeld van toepassing is. Maar die aanpassing werd volgens het KB pas van kracht op 1 juli van dit jaar, terwijl de nieuwe nomenclatuurnummers ook al van begin 2021 in gebruik zijn. Dat werd pas onlangs gecorrigeerd.

Hoe moet het nu verder?

Er zijn een aantal redenen waarom het systeem ondergebruikt is. Het systeem werkt in deze digitale wereld nog steeds op papier en daar kan zeker aan gesleuteld worden. Het is toch nog onvoldoende gekend bij zowel huisartsen, patiënten en artsen-specialisten. En voor de patiënt zijn de voordelen te klein om echt incentiverend te werken. Daarnaast is er een dalende toegankelijkheid op vlak van aanbod waardoor soms bijna sneller een afspraak geboekt wordt bij bepaalde specialistische disciplines dan bij de huisarts. De toenemende penurie bij huisartsen en het groeiend aantal huisartsenarme gebieden waar dan vaak nog een patiëntenstop geldt, maken het complex om nog tijdig bij de huisarts en vervolgens bij de benodigde specialistische zorg te raken.

Het zou jammer zijn om de echelonnering ten grave te dragen. Daarom moet creatief nagedacht worden hoe we dit mechanisme op een vlotte en meer automatische wijze kunnen reanimeren, waardoor de huisarts en bij uitbreiding de 1ste lijn voor veel zorg- en gezondheidsaspecten een centralere rol krijgen toebedeeld en we de zorg plaatsen daar waar ze thuishoort.

Bart Demyttenaere

Directeur Medisch Beleid Studiedienst Solidaris

Ook interessant

Memorandum 2024

De 12 werken van Solidaris Geen verkiezingen zonder memorandum. Solidaris wil dat gezondheidszorg goed en betaalbaar blijft voor iedereen. Daarom schuiven we…

Lees meer ...

Special Olympics 2023: een inclusievere samenleving dankzij sport

Een samenleving waar mensen met en zonder beperking samen leven, samen bewegen, samen lachen. Een inclusieve samenleving voor iedereen, zonder obstakels. Da’s…

Lees meer ...

Wanneer maken we van GMD eindelijk een kwaliteitsinstrument?

In het verleden leven is misschien geen ideale levenshouding, maar nu en dan eens teruggaan naar wat indertijd met de fanfare op…

Lees meer ...